Irene vertelt haar problemen aan Jim. Ze heeft het over haar ziekte, over Juliette en over Mark. Eindelijk vindt ze erkenning.
‘Ze was verliefd op je.’
‘Wat zeg je nou? Verliefd? Hoe kom je daar bij?’
‘Dat kan toch? Ik kan mij niet voorstellen dat iemand niet verliefd op je zou worden. Van welk geslacht dan ook. Wilde ze jou hebben, weet je dat?’ Jim bloosde.
‘Mmm… vreemd dat je dat vraagt. Daar heb ik nooit over nagedacht. In het begin zat ze op mijn huid. Toen had ik het gevoel dat ze mij belangrijk vond.’ Eén beeld kwam mij voor de geest, de droom waar ze over vertelde, waarin ik haar minnares was. ‘Weet je wat ik droomde, Irene’. Dat verhaal vertelde ik Jim niet. ‘Later beweerde ze dat ze mij kwijt wilde om verder te leven met Mark.’
‘Het moet een sneu iemand zijn,’ vervolgde Jim.
‘Zeker. Voorlopig is ze een groot probleem voor mij. Wat zal er gebeuren als ze straks genezen is verklaard en de deuren van de tbs-kliniek zich voor haar openen? Volgens mij reist ze rechtstreeks naar Loerheide om mij te wurgen.’
‘Als ze zo gestoord is, zal haar tbs zeker verlengd worden?’
‘Jij kent haar niet. Iedereen die met haar praat denkt: goh, wat een aardige meid. Ze is in staat om mensen binnen twee minuten precies te laten doen wat zij wil. Die hulpverleners zijn goedgelovige sukkels. Met de portier heeft ze ongetwijfeld een prima verstandverhouding en ook met degene die haar begeleidt tijdens proefverlof. Anders zou ze er niet tussenuit kunnen knijpen. Misschien mogen ze met haar naar bed. Seks is voor haar de methode om haar zin te krijgen. Daarnaast gelooft iedereen de eerlijke blauwe kijkers van Juliette, ik ben er zelf met open ogen ingetuind. Voor de zoveelste keer denken vrienden van mij, en zelfs mijn echtgenoot, dat ik waanideeën heb, omdat zij nooit, tenminste volgens de medewerkers van de kliniek, het gebouw heeft verlaten.’
‘Ik had nooit aan je getwijfeld.’ Hij pakte mijn hand. ‘Wat wil je dat ik doe?’ Ja, het was zover. De vraag waarom alles draaide.
‘Ze gaat mij doden. Dat wil ik niet. Ze mag verhuizen naar Alaska, verdampen, verdwijnen… als ze maar weg is. Uit mijn buurt.’
‘Nou, ja, ik heb geen verhuizers in dienst, maar verdwijnen moet lukken. Moet ze dood, in mootjes gehakt?’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. In één keer werd het reëel, hij liet haar vermoorden, dat deden ze bij de maffia, precies zoals mijn vader zei. Mijn hemel, dat mocht niet gebeuren. Dan was ik geen haar beter dan zij. Het bloed trok uit mijn gezicht. Wat haalde ik aan? Wat was ik aan het doen?
‘Nee, gek, hou op… nee, joh, brrr. Er moet iets gebeuren waardoor ze niet meer bij mij in de buurt kan komen. Luister, ik wil dat ze mij geen kwaad kan doen. Dat is het enige. Ze hoeft beslist niet dood.’
‘Mmm…, gelukkig,’ zei Jim, ‘over een poosje vertel ik je wat een opluchting dat is. Serieus. Als je maar weet dat ik alles voor je zou doen.’
‘Je zou niet willen dat ik zo slecht was,’ zei ik met een knipoogje.
‘Dat ook, dat zeker,’ fluisterde hij. Ik zag de spanning in zijn kaken toen hij iets wegslikte.
Het voorgerecht werd gebracht. Ik knikte de ober toe en ik hield wijselijk mijn mond. Het ging hem niet aan wie ik wilde laten opruimen.
Net op het moment dat Jim zijn vork naar zijn mond bracht, stak een man een tafeltje achter ons een sigaar op. Geërgerd stond Jim op, liep naar het tafeltje en zei:
‘Wilt u zo vriendelijk zijn uw sigaar uit te drukken, we beginnen net aan ons voorgerecht en dat is zonder de stank van een sigaar veel lekkerder.’ De man was zo onverstandig het beter te weten.
‘Nergens zie ik een bordje hier op het terras waarop staat dat ik niet mag roken,’ de man keek olijk om zich heen. Zijn tafelgenoten lachten. Jims nek kleurde langzaam rood.
‘Ziet u bordjes waarop staat dat ik niet in uw gezicht mag boeren of op uw bord mag schijten? Toch doe ik dat niet, omdat het onsmakelijk is.’ Het klonk dreigend, het lachen verstomde.
Jim pakte de sigaar én de vinger van de roker. ‘Krak’ hoorde ik. ‘Au, godverdomme.’ Jim doofde de sigaar in het wijnglas van de man. Jim fluisterde hem iets in zijn oor, waarschijnlijk om elke poging tot verzet te breken. De man had tranen in zijn ogen en hield zijn pijnlijke hand met de andere vast.
Jim ging met een glimlach op het gezicht bij mij zitten, pakte zijn glas, nam een slokje.
De tafel naast ons rees als één man op, wierp een blik op Jim en vertrok.
‘Wat heb je gedaan?’ fluisterde ik tegen Jim.
‘Die scène had ik in een gangsterfilm gezien, hij beviel mij. Sindsdien is er in de Haagse binnenstad niemand te vinden die een sigaartje opsteekt op een plek waar ik zit te eten. Sommige mensen hebben wat druk van buitenaf nodig,’ zei Jim. Aan de serieuze uitdrukking op zijn gezicht zag ik dat hij het meende. We aten verder zonder storing van tabaksrook.
Bij mijn auto kusten we elkaar lang en hartstochtelijk voor we van elkaar scheiden.
‘Tot binnenkort,’ zei Jim en ik stapte in. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik hem zwaaien. Al snel was zijn beeld omgeven door de duisternis.
Door signalen van andere weggebruikers kreeg ik in de gaten dat ik zonder licht reed. Geschrokken deed ik het aan. Wat was ik in de war. Met deze woelige gedachten zat ik voor ik het wist tegen de vangrail. Het leek mij veiliger een korte pauze in te lassen. Ik sloeg af en reed een parkeerplaats op. Daar liep ik ijsberend na te denken. Wat had ik gedaan? Hoe kon ik het doen?
Bij de gedachte aan Jim stond ik al onvast op mijn benen. De gloed van zijn handen over mijn lichaam. Ik leunde tegen een lantarenpaal. Jezus…. wat was dat goed, een orkaan van liefde. Menig keer had ik mij afgevraagd hoe het met hem zou zijn. Bij iedere kus groeide mijn verlangen. Seksuele accumulatie, zou die uitdrukking bestaan, zo niet dan heb ik hem nu bedacht. Jim en ik leden ernstig aan seksuele accumulatie. Onvoorstelbaar dat we doorliepen naar die hotelkamer. Dat kon alleen in een vlaag van totale verstandsverbijstering.
Met gesloten ogen stond ik na te genieten, mijn bloes miste een knoopje. Het was warm en ik wreef langs mijn hals. Pffff…. wat een gevoel.
Er stopte een auto.
‘Honderd?’
De bestuurder stapte uit. Het duurde voor het tot mij doordrong. Die man dacht dat ik een hoer was. Stond met een decolleté een beetje langs mijn lippen te likken onder een lantarenpaal. Geschrokken schudde ik mijn hoofd en trok mijn bloes tot onder mijn kin dicht.
‘Honderdvijftig?’
‘Nee, ik sta alleen uit te rusten.’
De man lachte en kwam dichterbij.
‘Jammer, dat je er geen bent, je ziet er zo lekker geil uit. Wil je dan misschien voor niets. Ik heb zo’n behoefte aan een mooie vrouw. Het lijkt mij dat je toe ben aan een lekkere beurt.’
Ineens pakte hij mij bij mijn middel en kuste mij heftig op mijn mond.
‘Jakkes, nee,’ zei ik en rukte mij los, rende naar mijn auto en stapte in. In mijn spiegel zag ik dat de man dubbel sloeg van het lachen.
In de auto dacht ik verder. Ik zou het Mark niet vertellen. Het was een vergissing. Ik kon mijn leven met hem niet op het spel zetten. Wij waren gelukkig, ik hield van Mark.
Dat ik zo’n risico nam, ik kon het niet geloven. Braafste aller vrouwen, schoot mij te binnen en ik zag Juliette voor mij met die zwarte blik, haar kin omhoog, honend sprak ze de woorden uit.
Hij zou Juliette niet ombrengen, ging een andere oplossing bedenken. Tenminste.. dat idee had ik gekregen. Hij zou haar toch niet vermoorden? Ik kreeg het er warm van.
Misschien moest ik het Mark toch vertellen en hem beloven dat het nooit meer zou gebeuren.