In de schaduw van een boom verstrijkt de tijd in ogenschijnlijk zinloos wachten op de onvermijdelijke trein terug. Rondom het station beweegt zich niets, alleen een ver verwijderd spel van kinderen aan het water, serene rust, slechts hun vage stemmen die traag over de vlakte waaien. Het emplacement lijkt doods en ligt verlaten onder de zindering boven de rails. Stalen draden dansen trillend langs het spoor tot waar zij het sein bewegen, wachtend op een teken om de arm te heffen.
Weemoed na het zomaar uitstappen, na gewoon een eindje rijden aan een open raam, warme wind die speels de zinnen streelt, voorbij aan huis en beemd, in herfstachtige sfeer getooide bergen, maar ook een schier oneindig lint afval in de berm van de baan. Polystyreen verpakking voor het gemak der reiziger die niets ontziend de zaak na gebruik naar buiten kiept. Zelfs de reiziger met moraal, verantwoording, hij die zijn afval bij zich houdt, wordt gelogenstraft door het treinpersoneel dat alles op een hoop veegt en uit het zicht alsnog naar buiten, even dwarrelend op de rijwind, daarna een dankbare prooi voor de zwerfhonden die met restjes en botten hun maal vieren.
‘Luctor et emergo’, maar of moeder natuur dat zal beamen blijft een vraag, het duurt lang eer synthetisch afval tot stof uiteen zal vallen. Het behoort in elk geval niet tot de zorgen der Thai, want waarom zou je verder vegen dan het eigen straatje lang is, een open raam biedt weinig weerstand aan de verleiding.
Zo komt de trein en gaat, niemand stapt uit, niemand stapt in, zeker geen vreemde die wacht op het verder gaan en zich veilig waant in de cadans van staal op staal. Wanneer dat langzaam wegsterft in de verte, vervalt het station weer in verlatenheid.
Zo ook een zandweg die kronkelend in de heuvels verdwijnt. Ergens achter het opwaaiende stof gaan huizen schuil waar gezette vrouwen bleke rijst koken en in stilte een wens koesteren wanneer de grote hagedis zevenmaal achtereen zijn aanwezigheid verraadt. Bijgeloof houdt hen op de been.
Zo zal het zijn, een afnemend woord dat hier de regel vindt, in de schaduw van een boom met in de verte ijle kinderstemmen in een spel zonder einde. ‘Tokeh’ laat je roep maar horen!
Tussen twee stations
bleef de tijd even staan.
Tussen twee stations
de trein verlaten
geen afscheid
geen traan
gewoon
er tussenuit gegaan
zonder goed te praten.
Tussen twee stations
waartoe een hendel kan verlokken
nood heeft aan de rem getrokken.
© 2015 RMB-literair Chiang Mai – Thailand
Mijn dank voor deze lovende woorden en wellicht een mooie aanleiding om nog een aantal van dergelijke kleine poëtische stationsschetjes te gaan maken. Een verhaal over de achterliggende zaken van het Thaise Spoor moet m.i. ook worden verteld en zal op termijn dan ook gaan gebeuren.
Intens genoten van elke regel, van elk woord.